In Memoriam Peter Kempen

21-05-2024

In Memoriam Peter Kempen

Peter Kempen werd geboren in 1936 in een Nederlands, katholiek -dus groot- gezin bij Geilenkirchen, net over de grens in Duitsland. Zijn vader, die al overleed in 1942, was er boswachter/jachtopziener op een groot landgoed.
De oorlog heeft Peters leven getekend. Toen eind 1944 het geallieerde front hun woonplaats naderde, werd hun woongebied geëvacueerd en werd het gezin verplaatst naar Berlijn, waar ze met angst en beven de komst van de Russen afwachtten. Toen die er waren, heeft Peter verschrikkelijke dingen gezien, die hem in zijn laatste jaren nog konden emotioneren. Moeder echter, wist met hun Nederlandse paspoorten de Russische officieren ervan te overtuigen, dat zij niet bij de vijand hoorden. Toen mochten ze terug naar huis: Een barre tocht, vaak bovenop de lading van open goederentreinen. Vandaar zag Peter als kleine jongen lange colonnes vluchtelingen, waaronder uitgemergelde mensen “in pyjama”.
Mede daardoor is hij later in Duitsland nog actief propagandist geweest van de Europese gedachte.
Na de oorlog is hij als 11-jarige toegelaten tot een gymnasium in Limburg an der Lahn, dankzij een beurs van het bisdom, want het gezin was natuurlijk bitter arm. Hij moest zijn thuis dus al vroeg verlaten. Na het gymnasium ging hij naar het seminarie in Bonn, waar o.a. Ratzinger doceerde.
Hij heeft de priesteropleiding niet afgemaakt en is naar Leiden getrokken, op instigatie van zijn broer Joseph, die hier in de diplomatieke dienst werkte.
In Leiden studeerde hij germanistiek en in 1966 werd hij aangenomen als docent Duits aan het Sint-Stanislascollege in Delft.  Hoewel gerespecteerd door leerlingen en collega’s vertrok hij daar na enige jaren om te gaan werken bij de lerarenopleiding, eerst bij het HBO, later aan de Leidse universiteit.
Zijn echtgenote Rose-Marie nam zijn plaats in in de sectie Duits.
Toen in 1983 de rector van het Sint-Stanislascollege, pater Eijkenboom, met pensioen ging, hebben verschillende medewerkers er bij hem op aangedrongen te solliciteren. Na lang aarzelen heeft hij dat gedaan en hij werd benoemd als eerste leken-rector. Hij was immers gerespecteerd, bedachtzaam, kende de school en bovenal overtuigd en geschoold rooms-katholiek. Het betekende wel dat zijn inmiddels geliefde echtgenote ontslag “moest” nemen.
De verantwoordelijkheid viel hem aanvankelijk zwaar, temeer daar hij ook te maken kreeg met de langdurige ziekte en het overlijden van Rose-Marie.
Het bestuur van de jezuïetenscholen, de Willebrordusstichting onder de fameuze voorzitter pater Zaat, zag ondertussen in, dat hun tijd voorbij was.
Er kwam een lokaal bestuur. Dat wist Peter met de contacten van de Jezuïeten en zijn eigen contacten in onder meer de Delftse grachtengordel, de Rotary en de parochies snel en succesvol te formeren.
Het Sint-Stanislascollege behield als enige in Nederland het predicaat jezuïetenschool en de orde stuurde in het kader van het Plan Delft veel “jonge” medebroeders naar Delft. Het erfgoed van de paters bleef zo goed mogelijk behouden en ook de kapel behield zijn functie.
Het Sint-Stanislascollege floreerde. Zo niet de andere katholieke VO-scholen in Delft en omgeving; zelfs met onderlinge fusies raakten die gevaarlijk in de buurt van de opheffingnorm.
De besturen van die scholen verzochten dan ook om opname in “het Stanislas”. Daar voelde het corps weinig voor en het verzoek werd aanvankelijk door de net opgerichte MR afgewezen.
Peter echter, zag in dat de teloorgang van de Delftse katholieke-onderwijs-infrastructuur op termijn ook het Stanislas zou schaden. Hij wist ook het corps daarvan te overtuigen, op zijn karakteristieke wijze, zonder haast en in rustig overleg met kleine groepen. Daarmee was hij effectiever (en ook beter) dan in het toespreken van grote vergaderingen.
Zo kwam het dan toch tot de grote fusie, te beginnen met het geografisch “verre”, dus relatief ongevaarlijke Pijnacker. Het Stanislas had zo’n goede naam, dat de andere locaties alleen al door het voeren van de naam Sint-Stanislascollege een opmerkelijke opbloei doormaakten.
Hij dacht strategisch en liet het praktische directiewerk in belangrijke mate over aan zijn mededirectieleden. Dat was er wel: financiën, personeel, verbouwingen, de basisvorming, de Tweede Fase en de invoering van het VMBO.
En weer diende zich een belangrijke strategische kwestie aan: De overheid wilde af van de veelheid aan schoolbesturen, ventileerde dat kleine besturen onverantwoorde financiële risico’s droegen en bevorderde ook met de bekostigingssystematiek de vorming van grote besturen.
De Lucas Stichting liet weten het Stanislas wel op te willen nemen. Daar voelde de school aanvankelijk weinig voor. Nadat pogingen met ander scholen in de regio een bestuurlijk geheel te vormen mislukt waren, heeft Peter de toetreding tot de Lucas Stichting voorbereid.
Meewerken met Lucas ging in het begin met frisse tegenzin en met behoud van zoveel mogelijk eigenstandigheid, maar uiteindelijk is het goed uitgepakt.
Toen het opgaan in de Lucas Sichting praktisch in kannen en kruiken was, achtte Peter zijn missie voltooid en met gebruikmaking van de toen nog royale mogelijkheden nam hij in 1998 afscheid om samen met Magda, zijn tweede echtgenote, te genieten van hun fraaie buiten in de Morvan. Daar is hij voor menig stanislasser een gulle gastheer geweest.
Toen zijn ziekte van de laatste jaren steeds moeilijker te dragen werd, achtte hij ook zijn levenstaak volbracht. Vanwege zijn bescheidenheid kan men zijn betekenis voor het College gemakkelijk onderschatten. Dat zou fout zijn.

Ton Spee, april 2024